Ik heb zelf niemand verloren.
Waarom heeft hij te klagen,
zal je vragen. Wel, ik wil luisteren
zodat een ander jouw verhaal kan horen.
Van mij mag jij dat roepen zo hard je zelf wil
of lichtjes in mijn oren fluisteren.
Ik voel dan met je mee, ik wil dat samen dragen.
Daarmee dat het soms, in fracties van, begint te knagen.
Ik weet dat dat niet echt hetzelfde is,
zo simpel is dat zeker niet.
Daarom, echter, dicht ik toe.
Meer dan dat kan ik niet geven,
Ik hoop dat ik zo voor iemand anders,
misschien één mensenleven,
toch iets goed doe.
Om het onbreekbare te breken,
dagen die zo vastgelopen leken
opnieuw te bewandelen.
Om onderweg ongeziene dorst te laken en
zo hopelijk sommige zaken
terug los te kunnen maken.
Om het ongeziene op te merken,
samen te zien en weg te werken,
weerspannige stroefjes
of kale plekken te doen verdwijnen,
in losse proefjes en of strakke lijnen.
Als ik maar ergens helpen kan
dan mag je dat aan mij vertellen.
Misschien kunnen we het onheil vellen
of ermee leren leven.
Meer dan dat kan ik niet geven.
Voor mij is dat het waardevolste wat er bestaat,
elke dag een goede daad.
Zo wil ik laten begrijpen
dat jij altijd in mijn hand mag knijpen
wanneer de pijn weer toeslaat.
Ik wil helpen dragen,
in deze vorm, geschreven,
want meer dan dat
kan ik niet geven.
Als het te slordig is, zal ik het later wel aanpassen.