De nacht is eindeloos,
zeker als je de dageraad onverwacht
begroet na een uur of zes
verlangend naar slaap die niet komt.
The night is eternal,
especially when you greet the dawn unexpectedly,
after six hours of tossing and turning
longing for a sleep that will not befall you.
Ik ben fysiek ziek
van dit alles.
Er raast een manie door mijn lijf
en ik ben bang dat het mij de baas zal zijn.
All of this
has made me physically ill,
mania rushes through my veins
and I fear it will get the best of me.
Mijn maag draait en tolt,
het wentelt zich als zeerovers
op een schip, tiental keren op zβn kop.
My stomach twists and turns,
tips from side to side,
like pirates on a ship,
tons of times upsy-daisy.
Ik ben heel de nacht wakker geweest
radeloos over elke beweging,
peinzend over elk woord
dat jouw lippen verliet.
I have been up all night,
guessing about every move you made,
pondering the meaning of every word
that crossed your lips.
Het is haast infantiel
dat jouw aanwezigheid
zoveel invloed op mij heeft,
ik weet niet waarom ik dat toesta.
It is absurd
how much your presence
affects me,
and I donβt know why I let it.
Ik heb mijn huiswerk gemaakt
naar muziek geluisterd
wel twintig webpaginaβs geraadpleegd
mijmerend over jouw gezicht,
schrijf ik gedicht na gedicht.
wat je dan ook wordt,
een muze blijk je in elk geval wel.
I did my homework,
listened to music,
took the advice of two dozen websites,
musing over your face,
I write poem after poem,
whatever you might come to mean to me,
a muse, for now, that inspires endlessly.
Ik heb een nacht slaap verloren
en heb het gevoel dat ik nu
langs de wereld heen leef,
deelnemend, maar niet participerend.
I lost a nightβs sleep over you
and feel like I am
living alongside myself,
watching but not interfering.
De nacht heeft mij sterker gemaakt,
ik weet weer waar ik toe in staat ben,
*** ik in elkaar zit,
en ik heb mijn zelfvertrouwen weer herwonnen.
The night has given me strength again,
I am aware once more, of my capabilities,
what makes me tick,
and have found my confidence again.
Ik weet niet waar wij
tweeΓ«n naar toe gaan,
of we hetzelfde pad zullen betreden,
of bij de splitsing ieder een eigen weg gaan,
maar ik weet wel dat ik niet wil verdwalen,
en ik zal op het rechte pad blijven,
ook al is het misschien mistig.
I donβt know where the two of us
will end up,
if we will tread the same track,
or at the fork in the road,
will each pick our own path,
but what I do know,
is that I will not allow myself to get lost,
and will follow my trail till the end of the line.
Voor hem tien anderen,
en voor mij misschien vijf.
Ik weet dat ik beter kan krijgen,
ook al lijkt dat niet zo wanneer ik met hem praat.
There are ten others like him out there,
and maybe five like me.
I know I can do much better,
even if I forget during our talks.
Drie dagen,
niet eens drie dagen,
en hij heeft zich als een worm
in het klokkenhuis van mijn hart gewurmd,
en neemt hap na hap,
tot de appel op is.
Three days,
not even three days,
and he, much like a worm,
has burrowed itself
into the core of my heart,
and bite after bite
devours me,
until thereβs nothing left.
Ik ben misselijk,
en ik mis je,
een maladie
van eenzaamheid
overspoelt mij.
Dit is niet wie ik ben,
altijd zo helder en duidelijk,
standvastig en vastberaden.
Jij doet mij ijlen
en daarom mag jij het contact
maken tussen ons,
ik heb al genoeg geleden.
I am sick to my stomach,
I miss you,
a fevered loneliness
overcomes me.
This is unlike me,
usually so clear,
determined and steadfast,
you make me delirious,
and that is why you
have to keep up the conversation
between us,
because I have already suffered enough.
Ik controleer zo vaak
of je al iets van je hebt laten horen,
dat mijn ogen langzaam vierkant worden,
ik mis geschreven schrift.
I have been incessantly,
obsessively checking my messages,
to see if you have texted me,
so much so,
that I fear I will end up like Mike TV,
I miss hand-written letters.
Er zal nooit gevoel bij hem vandaan komen,
en bij mij ook niet, zeker nu niet.
He will never reciprocate,
and neither will I, not presently.
Waar komt deze plotse last vandaan?
From whence came this plague, to plague me?