In het vallen van de bladeren,
geel, rood, bruin om in te kaderen,
zie ik stilte en verdriet,
een pluizenbol in't bos
die stiekem er geniet.
In kale takken zie 'k gewicht
dat niet meer hoeft gedragen.
Enerzijds misschien gezwicht
tenander waait het wel in vlagen.
Waaivlagen vliegen om de oren,
het ijs, dat in de lucht hangt,
je kan het bijna horen.
De winter die de herfst vervangt
en langzame zomer in ivoren toren.
We spreken van geluk.
Dat we ooit zelfs groen gezien
(mogen hebben.)
Dat we hebben mogen hebben.
Dat we mogen leven tussen boom en as.
Dat we kunnen zolang we kunnen
Dat we voelen *** de haren dunnen
Zolang we blijven denken
aan *** het vroeger was.