Submit your work, meet writers and drop the ads. Become a member
Yousra Amatullah Feb 2021
Mijn Liefde,
Met het hart op de tong vraag ik U,
Waarom U mij wilt raken,
Met Uw in liefde doordrenkte woorden,
Welke het water zijn van mijn gedachte, mijn hart en ziel,
Opdat U op het eind vraagt naar hetgeen, waarover U mij Zèlf houderschap heeft geschonken.

Mijn Vriend, mijn Beschermer, 
Zolang ik Uw woorden mag voelen,
Zolang ik naar Uw woorden mag luisteren,
Zolang ik Uw woorden mag aanschouwen,
Ben ik U meest dankbaar,
In de mate waarvan U mij hierover houderschap heeft geschonken.

Mijn Leiding,
Dwalend in het donker,
Zoekend naar hetgeen mijn dorst kon lessen,
Zoekend in zeeën van droogte; wereldse lessen,
Ik zag niet, U zag mij,
Gissen in het droge zand, is sindsdien voorbij,
Ik snap nu, U bent het licht waarnaar ik snakte,
U bent waardoor ik niet verder in de afgrond zakte.

U heeft mij houderschap geschonken in verschillende vormen en in ontelbare mate,
Hetgeen U mij houder van heeft gemaakt, Allah swt, houd ik in de gaten,
Zolang liefde van U, als water stroomt door mijn vaten.
A Henslo Feb 2018
Ik merk op: “De maan die minnelijke Don Juan!
Of wellicht (ik geef toe, erg straf)
Is het de luchtballon van Pape Jan
Of een dwaallicht waarnaar wij turen
Om arme zielen *** bos in te sturen.”
     Zij zegt: “U dwaalt wel erg af!”

En ik weer: “Iemand ontlokt aan het toetsenbord
Die gevoelige nocturne, muziek met het vizier
Op nacht en maneschijn, die vaak gebezigd wordt
Om de eigen leegheid vorm te geven.”
     Zegt zij: “Sloeg dat misschien op mij, zo-even?”
     “O nee, ik ben de leeghoofd hier.”

“Gij zijt, mevrouw, een ware grapjapon,
Van hyperbolen nooit gehoord,
Voor dolende gevoelens geen pardon!
Met uw hulp nuchter en rigoureus
Wordt malle lyriek in de kiem gesmoord––”
      En–– “Moet alles echt zo serieus?“
English Dutch transposition A. Henslo 2017
Original text by T.S. Eliot (1920):

CONVERSATION GALANTE

I observe: “Our sentimental friend the moon!
Or possibly (fantastic, I confess)    
It may be Prester John’s balloon
Or an old battered lantern hung aloft
To light poor travelers to their distress.
  She then: “How you digress!”

And I then: “Some one frames upon the keys    
That exquisite nocturne, with which we explain  
The night and moonshine; music which we seize  
To body forth our own vacuity.”
  She then: “Does this refer to me?”    
  “Oh no, it is I who am inane.”    

“You, madam, are the eternal humorist,
The eternal enemy of the absolute,  
Giving our vagrant moods the slightest twist!
With your aid indifferent and imperious
At a stroke our mad poetics to confute—”    
  And—“Are we then so serious?”

— The End —