Ik heb geluk dat ik voor jou
mag zorgen, jou mag sussen,
jouw tranen aan mijn mouw
mag vegen en je wangen kussen.
Je brengt me weg en tilt me op en
lacht, grofweg, met de helft van al mijn moppen.
Als ik het ooit nog ver mag schoppen,
heb ik dat aan jou te danken.
Jij bent water, jij bent rotsen,
houdt me vast als ik weer dreig te botsen,
houdt me tegen als ik op wil geven,
houdt mijn drijf en veer in leven.
Wij zijn samen alles wat zou mogen,
meer zelfs en nog lang niet uitgevlogen.