rusteloosheid en vastgeroest verdriet niemand ziet het lam tussen de wolven maar ver komt het niet waar komt het vandaan en waar is het geboren of zit dat tussen haar oren als er weer eens niemand is het aftuigen van zelf nog hopen op meer lichamelijk zeer een druppel wanhoop gemengd met wantrouwen en al gauw, de wanemmer verzoop in eigen tranen dan stromen het doet en blijft stromen voor goed rusteloosheid diep in de nacht wanneer er niemand op je wacht behalve de ster achter de wolken geen woorden maar daden ja dat zal het zijn maar het tegenbewijs valt klein woorden onhoorbaar een jongen die lacht het vertrouwen ontkracht een laatste afscheidsgroet valt niet helemaal goed als de duisternis nabij zoals mijn geboorte alleen en vrij later zeer zelfstandig maar nog geen procent als de rest verpest verpest waarom ben ik zo anders wat is er mis met mij, zo vrij iedereen een ander perspectief en ik begrijp het maar niet ook al noemen ze mij lief de wereld redden met iedereen erin heeft opeens weinig zin als het verboden blijkt te zijn slechts een eenzijdig spel ach, het lam weet het nu wel tevergeefs rennend in de ochtendzon verscholen in een wolkenbed de eerste straal licht uit het zicht uit het zicht van de wolven waar anders heen springend over steentjes met sterke beentjes alleen in de grote wei waarin de stilte zo groot haar hart stilletjes vergroot zo ook de klap van pijn de enorme val zo jong al de verhouding van zwaarte en het verdragen aan de andere kant het extreem behagen dat is toch geen rechte lijn maar slechts twee woorden mochten er zijn in steen gekerfd, beroerd gepolijst blijdschap en depressie maar niets er tussen in want dat had toch geen zin voor iemand met sensitieve uitersten bestaat geen middenin toch levende in een wereld van het midden zoek balans, het middelpunt en *** men het haar ook gunt ze was nu eenmaal als lam geboren en niet als schaap.. (noch rund)
blind als een mol gravend in de grond het was haar eigen graf waar ze uiteindelijk op stond omringd door de vertrouwde pijn vroeg zich af wel van haar te zijn met borstkas gespleten door twee het lam kreeg heimwee stond half dood op wachtend op één met hart nog langzaam trekkend lekkend de geur van aarde in vacht wie had deze terugkomst ooit verwacht en het worden van schaap in wolfskleren wilde zich immers niet bezeren want moe het al was met steen gevulde buik de val nu slechts een kras en wist niet eens meer wat de val was de doorn(en) uit verleden gestoken in vers vlees al genoeg geleden dus besloot nu gewoon ook wolvin je bent een wolf, meisje je bent een wolfmeisje met het schaap bloedend nog ergens binnenin