Meisje, wachtend op de trein,
soms onzeker, bang voor wat
zou kunnen komen, bang
voor wat zou kunnen zijn.
Ze weet niet dat zij
een bron is van levensvreugd,
de bestemming die ze zelf niet ziet,
waar jongen zich danig op verheugt.
Nieuwigheden doen haar soms trillen,
plaatsen handen in haar haar,
zo ook zou ze wat gezelschap willen
dan staat jongen voor haar klaar.
Weldra heeft ze haar plaats gevonden
en genomen en leeft ze wederom
in een wereld vol met dromen.
We zijn onderweg en nieuwe dingen zijn even wennen.
Maar je kan het vast wel aan.
Je hebt het nog gedaan.