Submit your work, meet writers and drop the ads. Become a member
A Henslo Jul 2019
VERS VOOR EEN PERS

De hemelzangers trekken allemaal
Naar de groene velden van Frankendael.
Onder de struiken bestaat geen rust
Voor het suffe brein, de sterke lust
En de schielijke ogen van Pluizenbaal.
Er is geen bevrijding zonder lijden.
O wanneer is het knarsend hart moe?
Wanneer geeft de krakende zetel toe?
Moet deze zomerdag echt verscheiden?
Wanneer zal de tijd voorgoed verglijden?
English Dutch transposition A. Henslo 2017
Original poem by T.S. Eliot 1932

LINES TO A PERSIAN CAT

The songsters of the air repair
To the green fields of Russell Square
Beneath the trees there is no ease
For the dull brain, the sharp desires
And the quick eyes of Woolly Bear.
There is no relief but in grief.
O when will the creaking heart cease?
When will the broken chair give ease?
Why will the summer day decay?
When will Time flow away?
A Henslo Feb 2018
Ik merk op: “De maan die minnelijke Don Juan!
Of wellicht (ik geef toe, erg straf)
Is het de luchtballon van Pape Jan
Of een dwaallicht waarnaar wij turen
Om arme zielen *** bos in te sturen.”
     Zij zegt: “U dwaalt wel erg af!”

En ik weer: “Iemand ontlokt aan het toetsenbord
Die gevoelige nocturne, muziek met het vizier
Op nacht en maneschijn, die vaak gebezigd wordt
Om de eigen leegheid vorm te geven.”
     Zegt zij: “Sloeg dat misschien op mij, zo-even?”
     “O nee, ik ben de leeghoofd hier.”

“Gij zijt, mevrouw, een ware grapjapon,
Van hyperbolen nooit gehoord,
Voor dolende gevoelens geen pardon!
Met uw hulp nuchter en rigoureus
Wordt malle lyriek in de kiem gesmoord––”
      En–– “Moet alles echt zo serieus?“
English Dutch transposition A. Henslo 2017
Original text by T.S. Eliot (1920):

CONVERSATION GALANTE

I observe: “Our sentimental friend the moon!
Or possibly (fantastic, I confess)    
It may be Prester John’s balloon
Or an old battered lantern hung aloft
To light poor travelers to their distress.
  She then: “How you digress!”

And I then: “Some one frames upon the keys    
That exquisite nocturne, with which we explain  
The night and moonshine; music which we seize  
To body forth our own vacuity.”
  She then: “Does this refer to me?”    
  “Oh no, it is I who am inane.”    

“You, madam, are the eternal humorist,
The eternal enemy of the absolute,  
Giving our vagrant moods the slightest twist!
With your aid indifferent and imperious
At a stroke our mad poetics to confute—”    
  And—“Are we then so serious?”

— The End —