De spelonken van jouw bestaan zijn meer dan alleen diep, mijn lief. Ondoorgrondbaar, niet vindbaar, met zoveel omwegen wegleidend van her hart. Soms vraag ik me af hoeveel tijd je aan het graven hebt besteed.
Soms ga ik het gevecht aan, neem ik een schep mee naar je toe. Dan delf ik in je bestaan, delf ik naar je hart. Maar dan verleid jij tot een herberekende route of uitweg. Af en toe spring ik in het diepe en vind ik een robijn, maar ook die zal niet lang van mij zijn.
Je hebt gezorgd voor een hele hoop spelonken, vergetelheidsrivieren, bergen en dalen en grotten bovendien. Meestal wil ik ze doorgronden, maar soms? Soms hou ook ik het voor gezien.