Submit your work, meet writers and drop the ads. Become a member
rebecca hunter Apr 2015
I find it strange when I arrange
To go anywhere else but here
All over the map – how 'bout that!
Now I'm here, then I'm there, “every-wier”

Yes, strange, I say, how that on one day
You're looking at the Kommetjie sea
Then, in a few hours, you have the power
To be up the Cairngorms to ski!

I find it so foreign, like the look of a sporen
To imagine going south to north
But when I arrive – Heathrow Terminal 5
It just took a plane, of course

When west up the south coast of Africa
I look on the map back t'ward home
I think “How on earth did I get here?”
What a strange thing it is to roam!

If only I'd time, after this rhyme
To travel further more often
Perhaps I'd acclimatise - become more climate-wise
And this strange, creepy feeling would soften.
Andrew L Manson Jul 2018
Ik druk mijn lippen op jouw naam,
sierlijk op een enveloppe geschreven,
fragmenten van herinneringen,
in een brief die ik je nooit heb gegeven.

Weet je nog *** wij de eerste keer liepen,
door die oude hoofdstad van ons land?
Door de straten zwervend, lachend,
jouw koude in mijn warme hand.

En weet je nog de kleurigste herfst,
wandelend door het bos bij de duinen,
met jouw dochter die vol bewondering
naar paddenstoelen liep te struinen?

En weet je nog die hoogste schommel,
die bijna reikte tot de maan
waarop ik jou steeds hoger duwde,
omdat ik nog niet weg wilde gaan?

En weet je nog *** wij samen,
slenterend door winkels van ingebonden papier,
intiem pratend, de wereld negerend,
jij mijn hand pakte en zei “hier”?;
“Voel *** wij uit alle macht
hetzelfde dansen op het ritme van dit leven”
en *** ik toen ter plekke bedacht
dat ik jou mijn wereld wilde geven.

En weet je nog, toen het tij
zich tegen ons begon te keren
en wij nog dachten dat wij samen
de storm wel zouden kunnen trotseren,
*** ons roerloze schip
tezamen met mijn wereld is vergaan,
toen de golven van emoties
het tegen de rotsen hebben doen slaan?

En heb je het nog gehoord dat ik zoekend,
tussen het wrakhout in de koude oceaan,
jouw naam heb geroepen tot ik,
schor en half in verdriet verdronken,
maar aan land ben gegaan?

En heb je het geweten dat ik dolend,
over bospaden en de straten van die oude stad,
gezocht heb naar sporen van jou,
niet wetende of je aan mij dacht of dat je mij vergat?

Maar wat je niet hebt kunnen weten
en waarschijnlijk ook niet meer ziet
is dat ik nooit heb kunnen vullen,
de leegte die je achter liet.

Ik druk mijn lippen op jouw naam,
sierlijk op een enveloppe geschreven,
fragmenten van herinneringen,
in een brief die ik je nooit heb gegeven
Daan Feb 2019
Als alles door elkaar loopt,
blokkeert mijn zicht.
Dan zie ik bowlingbanen zonder hekjes
en straten zonder licht.
Ik rem aan sporen zonder bomen.
Want alles lijkt gevaarlijk,
zoals plassen in je dromen.

Alles wordt een risico.
Niemand weet wat kan of werkt.
Soms word je dan nat wakker,
heb ik in mijn jeugd gemerkt.
En volwassenen dragen geen sponsen broekskes.
Daan May 2018
Treinen rijden hier al lang niet meer.
Op de bank van dit station leest
niemand nog de krant,
slaat niemand nog een praatje,
geeft niemand nog een hand.

De sporen zijn verroest, de pannen weggewaaid.
Alles staat hier stil.

Het blijft luguber om te zien
*** iemand die het niet verdient
zo vlotjes kan vergaan,
zonder enigszins gekraai
van eenderwelke haan.

Ooit sta ik misschien op dat perron
en wou ik dat ik alles lang geleden had gezegd,
toen ik nog niet wist wat maar het wel nog kon.
was ooit iemand
Daan Feb 2019
Ik wil gelezen worden,
geprezen en gewezen worden,
dat mensen zien en voelen
wat mijn doelen
zijn.

Waarom wil ik dat mensen willen,
hoezo zou ik het eten hebben
dat voor hen de honger stillen
kan? Kan ik wel vermaken, kan ik het ver maken?
Of zijn dat zaken die mijn pet te boven schieten.

Lieten mensen het maar weten,
welke emotie ze graag gesmeten
zien.

Zal ik ooit iets meer bereiken,
het zachte harde leven trachtend te ontwijken,
minder klachten rapporteren,
minder zagen, minder zeuren, minder zeiken?

Ik heb het bitter makkelijk gehad
toen ik achter de schoolbanken zat.
Dat kan toch niet voor altijd mijn excuusje blijven.
Heb ik nu echt iemand nodig om op mij te kijven.

Ik wil zo graag vermakelijk zijn, soms
meeslepend, onrustig en soms zacht en fijn,
zo een ander roeren, zoals ik zei
de hongerigen voeren.

Maar ik ben te eerlijk, heerlijk en begeerlijk, in mijn hoofd,
treurig van mijn lot beroofd, machteloos, ontroostbaar, genekt.
Elke dag voor zoveel jaar heb ik mijn schram en wond gelekt.

Wees dan realistisch, werk voor een publiek, doe dan moeite, doe dan
iets. Werk.

Maar als alles door elkaar loopt, blokkeert mijn zicht, ik zie dan straten zonder licht, bowlingbanen zonder hekjes en sporen zonder bomen.
Alles is gevaarlijk, zoals plassen in je dromen, alles is een risico, niemand weet wat kan of werkt. Soms word je dan nat wakker, heb ik in mijn jeugd gemerkt.

Nu word ik ouder, de aarde warmer, de mensen kouder, zou me lijken
en zit ik nog steeds over de kleinste zorgen zo te zeiken.

Je zou me een softie kunnen noemen. Of lief, ‘t is maar *** je ‘t ziet,
je zou me vanalles kunnen noemen, maar dat ben ik niet. Althans dat zou ik niet willen zijn. Ik wil, als mogelijk, een rechte lijn zien in die weg die voor mij ligt. Dat lampen veiligheid bezorgen en bordjes wijzen in de goede richt-
ing. Ik wil één taak, één mens, één doel nastreven,

hopelijk, niet langer drie, een halve of vijfendertig
want voor mij is dat geen leven.

— The End —