Ik zie ze vallen, de vogels zijn bevroren.
*** kan een vorst zo snel bevriezen?
Vliegen naar de vrijheid richting verder.
Maar het noorden is koud en het zuiden verwoest.
Oost of west, thuis, draag ik een vest.
De kachel verliet mij. Waarom verliet hij mij?
Een heuvel probeert zijn piek te bevochtigen,
Maar niemand staat daar, dus hij blijft droog.
Alles rolt naar beneden, een diep en duister gat.
Wanneer krijg ik een reden? Mijn kin is nat.
Ik vraag mij af wanneer dooi zal wederkeren.
Ik vraag mij af wie er moet leren.
Zijn zij dood en leef ik voort?
Of is dit zoals het hoort?
Kleurenblind, dat ben ik, maar jij bent doof.
Jouw oren werken, graver des kloof.
Wil jij niet luisteren? Ben jij bang?
Laat mij jou koesteren met mijn gezang.
Jouw wonden, lik ze niet zo hard.
Voel je pijn, spreidt het vlees apart.
Ik ben daar, ik **** je kreet.
Jouw vervloeking, toch, ik grijp je beet.
Ooit op een dag, in verre tijd.
Mijn hart beantwoord; jouw spijt.
Open je ogen en druppel met mij mee
Vergiffenis en liefde, ons bootje op zee.
My first ever poem in my native language, to my mother