Ik zag je niet als eerst in een winters wonderpark,
waar sneeuw en koude heerst, met wollen wanten-warmte
en messen voor de voeten. Ik zag geen dwarrelende sneeuw
tussen takken, tikkende hakken op gesmolten ijs.
Ik zag je niet als eerst in een dolgroen lenteweide,
waar de schapen de hondjes leiden
en de zon de mensen van allerhande druppeltjes doet spreiden.
Ik zag je wel de tweede keer op een plein onder
de sterrenhemel, in je rok, in één oogopslag die al mijn aandacht trok.
Ik zag je toen, die tweede keer. Ik riep je naam. Je draaide om nadat je stopte en het was voor mij op dat moment dat het begon,
dat ik al zeker wist dat alles klopte.
omarmtme rijmt op warmte? Alleszins, wat klopt voor jou, klopt niet per se voor iedereen. Dit klopte voor ons. begin, midden en eind.