Ik moet jullie wat vertellen. En terwijl mijn voeten schuiven, doe ik het uit de doeken.
Ik zeg ik verdien wat ik krijg, in plaats van andersom.
Wat heeft dat te betekenen?
Dat ik het vaak genoeg zelf niet weet.
Waarom dan die fanfare?
Dat kan ik zelf niet verklaren. Soms moeten het woord het voetenwerk doen. En dan sta ik mijn mond vol tanden, het haar in de handen en het zand aan de lippen.
Man, dit gedicht, gooi het van de klippen. Kunnen we deze gozer, aub, even skippen. Wat een zeikstraal, wat een knul, hij pist vast doorschijnend water, zo flauw is zijn fletse kul.
Die valt niet meer op te knappen. Dan maar naar de uiltjes.