In de kelder heb ik een kamer vrij gehouden, opgemaakt en zo geheim dat ik er niemand, buiten mij, zou binnen laten.
Het licht is dim en door de opening van de deur valt het meeste licht op een houten sokkeltje. Daarnaast hangt er een geur van jong parfum en een glinster gouden mokkeltje.
Het is mij een dierbaar ver verleden, waar ik vroeger veel om heb geleden. Net daarom staat het uit zicht en krijgt het gewelf er amper licht.
Op de sokkel staat een herinnering die me telkens kan ontstuimen. Misschien is het eens tijd om de kamer op te ruimen.