Iemand heeft mij ondermijnd, gangen gegraven en vijanden geseind. De grond onder mijn voeten, die stilaan verdwijnt, zal moeten houden tot ik mijn gouden eieren heb gelegd. Terwijl ik lang geleden heb besproken en geroepen dat ik niet vruchtbaar ben.
Ik heb lang geleden en geroken dat de wolken zijn gaan zakken. Zo Danig dat ze nu rond mijn oren plakken.
Mijn hoofd wordt zo gedragen door die witte wollen wolken, met mijn voetjes op de grond. Zonde dat zij voor mij mijn willens niet vertolken. Zonde dat ik mezelf het niet heb durven vragen. Het enige wat ik nog lijk te hebben, lijk te kunnen, is klagen.