Ik wil gelezen worden,
geprezen en gewezen worden,
dat mensen zien en voelen
wat mijn doelen
zijn.
Waarom wil ik dat mensen willen,
hoezo zou ik het eten hebben
dat voor hen de honger stillen
kan? Kan ik wel vermaken, kan ik het ver maken?
Of zijn dat zaken die mijn pet te boven schieten.
Lieten mensen het maar weten,
welke emotie ze graag gesmeten
zien.
Zal ik ooit iets meer bereiken,
het zachte harde leven trachtend te ontwijken,
minder klachten rapporteren,
minder zagen, minder zeuren, minder zeiken?
Ik heb het bitter makkelijk gehad
toen ik achter de schoolbanken zat.
Dat kan toch niet voor altijd mijn excuusje blijven.
Heb ik nu echt iemand nodig om op mij te kijven.
Ik wil zo graag vermakelijk zijn, soms
meeslepend, onrustig en soms zacht en fijn,
zo een ander roeren, zoals ik zei
de hongerigen voeren.
Maar ik ben te eerlijk, heerlijk en begeerlijk, in mijn hoofd,
treurig van mijn lot beroofd, machteloos, ontroostbaar, genekt.
Elke dag voor zoveel jaar heb ik mijn schram en wond gelekt.
Wees dan realistisch, werk voor een publiek, doe dan moeite, doe dan
iets. Werk.
Maar als alles door elkaar loopt, blokkeert mijn zicht, ik zie dan straten zonder licht, bowlingbanen zonder hekjes en sporen zonder bomen.
Alles is gevaarlijk, zoals plassen in je dromen, alles is een risico, niemand weet wat kan of werkt. Soms word je dan nat wakker, heb ik in mijn jeugd gemerkt.
Nu word ik ouder, de aarde warmer, de mensen kouder, zou me lijken
en zit ik nog steeds over de kleinste zorgen zo te zeiken.
Je zou me een softie kunnen noemen. Of lief, ‘t is maar *** je ‘t ziet,
je zou me vanalles kunnen noemen, maar dat ben ik niet. Althans dat zou ik niet willen zijn. Ik wil, als mogelijk, een rechte lijn zien in die weg die voor mij ligt. Dat lampen veiligheid bezorgen en bordjes wijzen in de goede richt-
ing. Ik wil één taak, één mens, één doel nastreven,
hopelijk, niet langer drie, een halve of vijfendertig
want voor mij is dat geen leven.