Submit your work, meet writers and drop the ads. Become a member
Daan Jun 2019
Ik
Ik heb wat testjes afgenomen,
wilde bepalen welke dromen
mij het beste klaar kunnen stomen
voor een leven in de bomen.

Ik stem, studeer en ben het bos
verloren, staar en veer op
van het bed, wens terug los
te zijn, zoek vrijheid en een job.

Ik, wie ben, ik, boe, wie ben ik, moe.
Wie ik ben, is wat ik doe,
niet minder, meer, niet zeer,
toch op zoek. Want wat was nu ook weer
de clue?

Ach juist, ik was op zoek,
naar wie mij kan definiëren.
Ik heb een onuitstaanbare nood
aan vastleggen wie ik ben,
het is geen aanrader, 'k zou het niet
proberen.

Ik wil vertrouwbaar zijn, betrouw
me gauw en ik zal horen,
ik ben als luisteraar geboren.
Ook lief en accepterend,
de armzaligen verwerend,
doch lachend uit, oordelend,
liefst de taken verdelend.
Dat ben ik, Daan, de ambassadeur
van buzz, plezier en lachen
bezorgen aan de cohorte
is mijn favoriete forte.

Zeg ik allemaal zelf, rapportage
is onbetrouwbaar onderzoek,
ik blijf blijkbaar blij mijzelf verschuldigd
te zeggen wie ik ben
en is dat een probleem?
't Is dat ik vanonder zoek.
Voor mij een beetje maar van bovenaf is
dat allemaal oke.

Vanaf morgen zeg ik nee
wil ik minderen
die letters zinderen na
en daarom zeg ik ja
wanneer ik liever
afwijs.

Het is een zwakte als
pas gelakte nagels
later wordt het mooi,
voor nu is het een zooi
tot het droogt
en het poogt
alles te
verbeteren.

Dat ben, was, word ik later
een zeveraar een prater
een typer, een tikker,
getikt, jouw type, cherry picker.

Ik eet de kersen op jouw taart
wanneer je moederdag verjaart
eet de olie van jouw dom
de spookjes uit jouw kom
Ik ben veel en ook een vraat
ik schrok zelfs terwijl ik praat
tijdens de film
god wat zou ik mezelf
ambetant vinden
als ik mezelf niet was

Daarom kan ik niet om met mensen die niet anders zijn,
ik zou ze verwensen maar dat is niet mijn
manier van werken
ik tolereer ze, laat liefst niet teveel merken
van mijn afgrijzen, afschuwelijk plezier
als ik zie *** pijnlijk op een kier
de deur staat
naar vergetelheid.
Waarom ben ik
Nienke Aug 2015
rusteloosheid
en vastgeroest verdriet
niemand ziet
het lam tussen de wolven
maar ver komt het niet
waar komt het vandaan
en waar is het geboren
of zit dat tussen haar oren
als er weer eens niemand is
het aftuigen van zelf
nog hopen op meer
lichamelijk zeer
een druppel wanhoop
gemengd met wantrouwen
en al gauw, de wanemmer verzoop
in eigen tranen
dan stromen het doet
en blijft stromen voor goed
rusteloosheid
diep in de nacht
wanneer er niemand op je wacht
behalve de ster achter de wolken
geen woorden maar daden
ja dat zal het zijn
maar het tegenbewijs valt klein
woorden onhoorbaar
een jongen die lacht
het vertrouwen ontkracht
een laatste afscheidsgroet
valt niet helemaal goed
als de duisternis nabij
zoals mijn geboorte
alleen en vrij
later zeer zelfstandig
maar nog geen procent als de rest
verpest
verpest
waarom ben ik zo anders
wat is er mis met mij, zo vrij
iedereen een ander perspectief
en ik begrijp het maar niet
ook al noemen ze mij lief
de wereld redden
met iedereen erin
heeft opeens weinig zin
als het verboden blijkt te zijn
slechts een eenzijdig spel
ach, het lam weet het nu wel
tevergeefs
rennend in de ochtendzon
verscholen in een wolkenbed
de eerste straal licht
uit het zicht
uit het zicht van de wolven
waar anders heen
springend over steentjes
met sterke beentjes
alleen in de grote wei
waarin de stilte zo groot
haar hart stilletjes vergroot
zo ook de klap van pijn
de enorme val
zo jong al
de verhouding van zwaarte
en het verdragen
aan de andere kant het extreem behagen
dat is toch geen rechte lijn
maar slechts twee woorden mochten er zijn
in steen gekerfd, beroerd gepolijst
blijdschap en depressie
maar niets er tussen in
want dat had toch geen zin
voor iemand met sensitieve uitersten
bestaat geen middenin
toch levende in een wereld van het midden
zoek balans, het middelpunt
en *** men het haar ook gunt
ze was nu eenmaal als lam geboren
en niet als schaap..  (noch rund)

blind als een mol
gravend in de grond
het was haar eigen graf
waar ze uiteindelijk op stond
omringd door de vertrouwde pijn
vroeg zich af wel van haar te zijn
met borstkas gespleten door twee
het lam kreeg heimwee
stond half dood op
wachtend op één
met hart nog langzaam trekkend
lekkend
de geur van aarde in vacht
wie had deze terugkomst ooit verwacht
en het worden van schaap
in wolfskleren
wilde zich immers niet bezeren
want moe het al was
met steen gevulde buik
de val nu slechts een kras
en wist niet eens meer wat de val was
de doorn(en) uit verleden
gestoken in vers vlees
al genoeg geleden
dus besloot nu gewoon ook wolvin
je bent een wolf, meisje
je bent een wolfmeisje
met het schaap
bloedend
nog ergens binnenin
Daan Nov 2019
Een blondje,
niet gevallen,
niet haar mondje?
Een brunetteje in een flatje
dat een zetje
nodig heeft
of een verzetje om haar te vertellen dat ze leeft?

Een roetje, roet en zwartje
met een zoeter peperkoekenhartje
of een harde met een oom en tante,
muts en ovenwanten
en een sjaal om te verbergen
dat ze last heeft van constante
onzekerheden die door merg en
lijf en leden?

Een lieve, die me troost
en ik mag troosten.
Een zachte die om me lachen kan,
zicht heeft op haar werk en kroost
en ik mag kroosten.
Maar wat wil je dan?
Wat wil je dan?
devi Sep 2018
Gebroken
verslonden
kapot
de muren
de vloer
waar ik sta
het is ingestort
buiten
en van binnen

Elke steen ooit gelegd is gevormd door jouw handen
neergelegd met een precisie als geen ander
het cement zo sterk, dat het elk blok omarmde
de muren
de vloer
waar ik sta
niets anders dan puin
buiten
en van binnen

Alles omarmende warmte wat eruit raasde
alsof het nooit zo is geweest, zoekend als dwazen
hetgeen wat we ooit als een rots in de branding voorzagen
de muren zijn weggeblazen
de vloer onder mijn voeten weggevaagd
waar ik sta
niets anders dan puin
buiten
en van binnen

Oorverdovende herrie dat het maakte
toen één voor één de stenen vielen
de hemel brak open
evenals het geluid van binnen, nu buiten, schreeuwend en krakend
geen muren
geen vloer
waar ik sta
niets anders dan puin
buiten
en van binnen

Wat ooit geborgen was, staat nu vrij om te raken
zo geschiedt, het lag immers open voor de gevaren
tot de blik op de edelen haar ***** verraadde
het werd zichtbaar, de klok tegen het geheime wapen
geen muren
geen vloer
waar ik sta
niets anders dan stenen
buiten
en van binnen

Als gegeven lagen ze er voor het oprapen
een voor een tot aan de daken
met eigen handen gebouwen om te bewaken
opende het de deuren tot alle ramen
de muren
de vloer
waar ik sta
niets anders dan stenen
buiten
en van binnen

Het haard inmiddels geladen
wat koud en kil was, is met volle vuren nu rustig aan het garen
tot in elke hoek weer een keer de zachte adem heeft geblazen
lege ruimtes langzaam gehuld in verhalen
de muren
de vloer
waar ik sta
niets anders dan stenen
buiten
en van binnen

Stap bij stap is elk blok aangeraakt, vormend in lagen
van buiten naar binnen en van binnen naar buiten, het is omgeslagen
met stenen, hand gesmeden
opnieuw de warmte in gekneden
van jou overgedragen op mij, een thuis door gekregen
de muren
de vloer
waar ik sta
alleen maar juwelen
buiten
en van binnen.
Daan Aug 2017
We zaten per twee in een kring
op een wei
in een weerstad
die eens per jaar weer
wakker wordt

Elk van ons bewapend met een fles,
een blik en een stoel.

Het duo met de kortste drinkperiode
kreeg een prijs aangeboden,
allerminst een die tot beter leidt,
gevoelloosheid.
Vat ń slukkie verdriet
En ontnugter jou verstand
Tot dit niks meer
As net ń spookdorp is
Wat tolbos oor
Jou silwerdoek-lewe nie

Jy voed op energie
, maar in ń moeë wêreld
Teer jy jouself uit
Totdat honger straatkinders
Jou ribbes speel
soos marimbas
Vir net ń laaste trek.

Dalk is vandag
Net een van dáárdie dae
, waar jy my sou red
En jou skouers
my vertroosting sou wees-
Jou lippe my spiersalf
Vir ń hart wat seer
geklop is.

Een van daardie dae
, maar jy is nog een van
Dáárdie mense...

Een van mý dae...
Iets wat jy nie is nie-
Myne
Faye Dec 2021
De nacht is eindeloos,
zeker als je de dageraad onverwacht
begroet na een uur of zes
verlangend naar slaap die niet komt.

The night is eternal,
especially when you greet the dawn unexpectedly,
after six hours of tossing and turning
longing for a sleep that will not befall you.

Ik ben fysiek ziek
van dit alles.
Er raast een manie door mijn lijf
en ik ben bang dat het mij de baas zal zijn.

All of this
has made me physically ill,
mania rushes through my veins
and I fear it will get the best of me.

Mijn maag draait en tolt,
het wentelt zich als zeerovers
op een schip, tiental keren op z’n kop.

My stomach twists and turns,
tips from side to side,
like pirates on a ship,
tons of times upsy-daisy.

Ik ben heel de nacht wakker geweest
radeloos over elke beweging,
peinzend over elk woord
dat jouw lippen verliet.

I have been up all night,
guessing about every move you made,
pondering the meaning of every word
that crossed your lips.

Het is haast infantiel
dat jouw aanwezigheid
zoveel invloed op mij heeft,
ik weet niet waarom ik dat toesta.

It is absurd
how much your presence
affects me,
and I don’t know why I let it.

Ik heb mijn huiswerk gemaakt
naar muziek geluisterd
wel twintig webpagina’s geraadpleegd
mijmerend over jouw gezicht,
schrijf ik gedicht na gedicht.
wat je dan ook wordt,
een muze blijk je in elk geval wel.

I did my homework,
listened to music,
took the advice of two dozen websites,
musing over your face,
I write poem after poem,
whatever you might come to mean to me,
a muse, for now, that inspires endlessly.

Ik heb een nacht slaap verloren
en heb het gevoel dat ik nu
langs de wereld heen leef,
deelnemend, maar niet participerend.

I lost a night’s sleep over you
and feel like I am
living alongside myself,
watching but not interfering.

De nacht heeft mij sterker gemaakt,
ik weet weer waar ik toe in staat ben,
*** ik in elkaar zit,
en ik heb mijn zelfvertrouwen weer herwonnen.

The night has given me strength again,
I am aware once more, of my capabilities,
what makes me tick,
and have found my confidence again.

Ik weet niet waar wij
tweeën naar toe gaan,
of we hetzelfde pad zullen betreden,
of bij de splitsing ieder een eigen weg gaan,
maar ik weet wel dat ik niet wil verdwalen,
en ik zal op het rechte pad blijven,
ook al is het misschien mistig.

I don’t know where the two of us
will end up,
if we will tread the same track,
or at the fork in the road,
will each pick our own path,
but what I do know,
is that I will not allow myself to get lost,
and will follow my trail till the end of the line.

Voor hem tien anderen,
en voor mij misschien vijf.
Ik weet dat ik beter kan krijgen,
ook al lijkt dat niet zo wanneer ik met hem praat.

There are ten others like him out there,
and maybe five like me.
I know I can do much better,
even if I forget during our talks.

Drie dagen,
niet eens drie dagen,
en hij heeft zich als een worm
in het klokkenhuis van mijn hart gewurmd,
en neemt hap na hap,
tot de appel op is.

Three days,
not even three days,
and he, much like a worm,
has burrowed itself
into the core of my heart,
and bite after bite
devours me,
until there’s nothing left.

Ik ben misselijk,
en ik mis je,
een maladie
van eenzaamheid
overspoelt mij.
Dit is niet wie ik ben,
altijd zo helder en duidelijk,
standvastig en vastberaden.
Jij doet mij ijlen
en daarom mag jij het contact
maken tussen ons,
ik heb al genoeg geleden.

I am sick to my stomach,
I miss you,
a fevered loneliness
overcomes me.
This is unlike me,
usually so clear,
determined and steadfast,
you make me delirious,
and that is why you
have to keep up the conversation
between us,
because I have already suffered enough.

Ik controleer zo vaak
of je al iets van je hebt laten horen,
dat mijn ogen langzaam vierkant worden,
ik mis geschreven schrift.

I have been incessantly,
obsessively checking my messages,
to see if you have texted me,
so much so,
that I fear I will end up like Mike TV,
I miss hand-written letters.

Er zal nooit gevoel bij hem vandaan komen,
en bij mij ook niet, zeker nu niet.

He will never reciprocate,
and neither will I, not presently.

Waar komt deze plotse last vandaan?

From whence came this plague, to plague me?
Nienke Feb 2015
de maan streelt mijn naakte huid
teder en zacht
net of iemand op mij wacht
daar in het hoekje van het natte dakraam
ver weg
schijnt toch zo voldaan

en al is haar blanke gloed
slechts een reflectie van
een verdoofd licht
zo veel die reflectie mij kan schenken
want ook de maan heeft meer dan één gezicht

's nachts toont ze soms bescheiden een lach
wachtend op de overname van de zon
wachtend op een nieuwe dag
Levon Tamazyan Dec 2014
Lieve Celina ,
Ik heb gehoord dat je een One Direction fan bent,
een nogal grote ook.
Er schoot Something Great in me te voor ,
Ik weet dat One Thing dat jij wilt is om *** te ontmoetenLieve Celina ,
Ik heb gehoord dat je een One Direction fan bent,
een nogal grote ook.
Er schoot Something Great in me te voor ,
Ik weet dat One Thing dat jij wilt is om *** te ontmoeten
Dus ik was Up All Night
om iets over een energie volle meid te schrijven
die van One Direction houd met No Control
en dat is niet erg want You Gotta be You
One way or another wou ik er iets moois van maken
What makes you beautiful is dat jij jezelf blijft
In de klas of buiten de klas blijf je wie je bent en dat is iets dat niemand van je af kan nemen
blijf wie je bent en One Way Or Another
zullen je dromen uit komen maar Live While You’re Young
wees Alive en Believe in your Heart
Magic Moments zijn er voor even maar die Midnight Memories blijven in je hart
Ik wil dat je Magic Moments in je leven maakt en daarvan de Memories in je hart opslaat
Leef je leven als 1 groot Moment en Happily believe in your Heart
zodat je alle obstakels overwint en dat je je dromen waar maakt.
Stand Up en wees jezelf , kijk de wereld aan en overkom alle moeilijke tijden
door altijd jezelf te blijven , een energie volle meid die toch gewoon wilt slapen
maar ze weet andere blij te houden met haar energie volle houding.
We zijn allemaal heel erg dankbaar dat je ons blij houd als je bij ons bent en
dat is iets dat niemand van je kan afnemen.
You are more than a class mate , you are a Girl Almighty


----Door Levon Tamazyan
A Henslo Feb 2019
DE SNEEUW VINDT HAAR EINDE OP EEN WARM GAZON
EN WAT OVERBLIJFT

De diepste indruk maakt een dik pak sneeuw.
Rustig residu die middag,
opziend naar een wonderblauwe hemel.

Sneeuw biedt je weer een lijf, zet je een hoed op,
begraaft je in haar tweede natuur, met een schijnsel
van sepia, lekkend schemerblauw.

De sneeuw friemelt aan je voegen,
wil naar binnen.

In de sneeuw ben je engelachtig
en zij is niet beangstigend, zij lijkt ons veeleer
te omarmen en te beschermen
op onze weg door de stad

Zelfs middelbaar ben je weer even kind.
De sneeuw vangt ons met haar gepeperde adem
en geeft frisse lucht.

Zij komt en gaat en komt weer terug
Zij hoopt zich op zonder
hoop op duurzaamheid
& wenst niet te blijven.

De sneeuw, ik benijd haar,
dat zij zal verdwijnen
laat haar koud

Zij is haar eigen landschap,
met haar coole witkalk
creëert ze
een albasten pracht

trekt zich dan terug zonder klacht.
English Dutch transposition by A.Henslo
Original poem by Deborah Landau, 2018

The Snow Goes to the Gallows of a Warm Grass  and What Survives

The deepest redress is a thick and fulsome snow.
Peaceful prevail of afternoon,
looking out at this bluish marvel the air.

The snow realizes you a body, puts on you a hat,
tombs you in its second nature, with consequence
of sepia, a leaking dusky blue.

The snow fumbles at your borders,
wants a way in.

In the snow we are angelic
and it’s not discouraging in fact it is marvellous
when the snow has its arms around us
and we walk the streets as if safe.

You’re a child, even in midlife.
The snow clouds us in its peppery breath
and the air comes fresh.

It comes and goes and comes again
it doesn’t aim for durability
it accumulates for the sake of it
& doesn’t want to last.

The snow, I envy it,
it will vanish
but it doesn’t care,

it’s its own garden,
its own cool chalky paint―
kicks up
an alabaster splendor

then retreats without complaint.
Nog net een trekkie
dan nip ek hom nou.
Ek belowe voor skemer
sal ek ook ophou.
Ophou wat?
Ophou bid?
Ophou smeek?
Ophou om die maan te krater
-te breek?

Nee man net nog ene
voor sy kom.
Die maan en haar blinkers
en haar pikgiet swart blom.
Die rokie streel my kolle
en strepe ,- my seer.
Dan kan ek lekker slaap.

Nog een tretjie voor
die nag my kom haal.
Nog net een tretjie
voor ek moet besin
oor die moeilike tye
en vir my sondes betaal.

Die nag wat ons almal op
die highway van die lewe kaap.
Nog 'n ou entjie
voor ek ook gaan slaap.
Daan Aug 2021
Ik ben twee maanden geleden
gebeten door een hond.
Dat lijkt een ver verleden
maar mijn verder leven
komt maar niet weer van de grond.

Als ik een hondje zie, paniek,
als ik een hokje zie, paniek,
als ik een baasje zie, plots ziek
en als ik mezelf zie, bereikt mijn angst een piek.

Ik heb een dokter gebeld.
Die heeft me doorverwezen.
Ik heb het aan een psycholoog verteld.
Die heeft me doorverwezen.

Al bij al nog chance
dat niemand die ik ken het weet.
Als dat was, gene zwans,
denk ik dat ik van schaamte bij de kliek
gelijk weer in mijn broek scheet.

Zoals toen die keer met die hond, paniek.
Spijt joh
Nienke Aug 2017
keer op keer
telkens weer
vlak voor zonsopgang
hoevaak nog wakker te worden
met een steen in mijn buik
hoevaak nog betraande ogen te openen
in het holst van de nacht
in de stilte na de storm
als een zwarte koude wind
je neemt me steeds weer
eventjes
mee
naar een plek waar ik niet wil zijn
nee
het is er niet fijn
het doet pijn
keer op keer
een geschaden vertrouwen
wanneer laat je me met rust
dit is wat het doet met een vrouw
jij, geschaden vertrouwen
ik wantrouw jou
Nienke Jun 2015
een meisje wilt iets
na een feest
slapen bij jou
want ze is nog nooit
zo ver weg geweest

aan jouw zijde sta ik
en met meelevend hart
zei je 'dat is goed'
op dat moment zei ik
'goodbye' to my mood

ik hou me groot
ik hou mijn mond
terwijl ik wil zakken
me laten vallen
op de grond

als van binnen
een demoon of meer
mij aan het verslinden zijn
negatief van de pijn
ik voel me klein

dat het goed is, zei je
tegen wat?
bij mijn ex had ik hier
nooit last van
geen moeite mee gehad

nu graaf ik dan misschien
elke keer mijn graf
maar dit hier was een droom
gebroken wakker
is niet iets dat ik mezelf gaf

en ik weet niet wat te zeggen
weet niet wat ik moet doen

misschien is jouw hart goed
maar zo is onze ****
laat het de onze blijven
niet verpesten door een heks

rampscenarios om te overleven
bedrogen door eigen boven kamer
maar om **** niet erger te maken
is het soms beter te zwijgen

omdat je de 'ja' hebt
maar 'nee' nog **** krijgen
Nienke Aug 2017
vluchtende mensen
grijpend
naar een pilletje
medicijnen
voor balans, tegen het kwijnen
een fles wijn
gewoon
om, voor de verandering,
eens met jezelf te zijn
het heil zoekend
in een grote groep vrienden
even niet bepalen
laat anderen de beslissing maken
een joint misschien?
zelfconfrontatie gaat me raken
piekeren
ik gok liever voor tien
een kameraad vierentwintigzeven
om mijn innerlijke stem te ontwaken
God zeg me, wie ik ben, waar ik sta
stop het nou maar onder het laken
ik zelf heb al vaak genoeg geprobeerd
het te weten, te weten waar ik ga
op de langertermijn
nog steeds niet in balans
gek he?
als we blijven vluchten van onze dans
het hoofd bieden aan een eigen kans
ver weg in het duister
nog wel
en dan
*** voel jij je weer licht?
ben je dan ook werkelijk in
evenwicht?
of houd je het masker voor
om meer te krijgen
iets van gehoor
met alle prikkels en falen
vrijheid en eenzaamheid
toppen en dalen
laat mij
het allemaal lekker zelf bepalen
zodat ik kan zeggen
dit ben ik
zonder die ergens anders te halen
arme mensen, voor de verandering
kom op de proppen
met eigen verhalen
Daan Jan 2017
Reeds de derde achter de rug
nog een vierde, doe maar vlug.
Alsof de tijd is opgeschoven,
teruggeschoven
en wederkeerde naar dezelfde momenten.

Waarom blijft een dier zich inprenten
als een beest, zuiders wild,
zelfs al heeft het nooit gemogen,
zelfs al is het nooit gewild,
radeloos maar opgetogen.

Doelen worden pas plezier
als ze bereikt worden.
Nadat we enkele maanden
heen en weer porden
en ons verliefd of verlangend waanden
keerden we terug naar de eigenlijke staat.

Elk van ons is en blijft niets meer,
keert weder, elke keer,
naar een staat in de natuur,
met meerdere deuren op een kier,
noem het zielig, noem het zuur,
we blijven niets meer dan een dier.
Zelfkennis is het begin
en er komt geen einde aan.
Dus wees eerlijk,
geliefd en verlangd.
spatio brevi spem longam reseces
Dis nou die tyd om te babbel
En my mond verby te praat
, want hulle sê mos
A drunk man's words is
A sober man's thoughts...
En wie weet dalk vind ek
Die antwoorde in ń diep gesprek met myself...

Sien ek is nie een van daardie
AA lappies wat skeinheilig
Sit en slukkies suip om
Geluk onder in die bottel
Op te spoor nie.
Ek rook skaamteloos en
Omhels die intense stank
Van 10 jaar se lewe wat ek
Mors en longkanker, want
Dit herrinner my an oupa se
Skoot en *** veilig ek was
In daardie asbak woonstel
Waar ek soos white-trash eers my brood moes inspekteer vir
Indringer kokkerotte wat ook
Maar net teen ons kompeteer het
Vir ń krummeltjie kos.

Ek babbel, want wat anders kan mens doen as vrees jou aangryp as die koue staal jou hande brand -
En nee ek praat nie van lemme en inspuitings nie,
Want lemme maak merke waarvan ek reeds te veel het wat nou oor my polse uitgesprei lê en my herrinner *** swak ek was, maar *** sterk ek was... en inspuitings los ek vir die dokters en susters en die bloeddiens
Wat my leeg wil tap om een of ander sad case se lewe te red met bloed van ń bloedjie wat self nog in die verdoemtenis rond dwaal.

Ek babbel, want dis social anxiety en scary stuff om in ń kring te sit en Russian roulette te speel met al 5 van die mense wat ander van jou verwag om te wees. Want wat gebeur as ek myself in hierdie hoerasie van persoonlikhede raakskiet. *** weet ek watter een is ek as elke een die sneller swaar trek en hoop en bid vir ń blank... *** weet ek.

Kliek...
Kliek...
Kliek...
Kliek...
Bang!!

En nou babbel ek maar weer
...
Want ek het so pas agtergekom ek weet ook nie juis *** dit voel om dood te wees nie.

Wie is ek...
-*** sal ek weet

Bang!
Bang!
Bang!
...

Ek weet.
HJV Mar 2019
Ik zie ze vallen, de vogels zijn bevroren.
*** kan een vorst zo snel bevriezen?

Vliegen naar de vrijheid richting verder.
Maar het noorden is koud en het zuiden verwoest.

Oost of west, thuis, draag ik een vest.
De kachel verliet mij. Waarom verliet hij mij?

Een heuvel probeert zijn piek te bevochtigen,
Maar niemand staat daar, dus hij blijft droog.

Alles rolt naar beneden, een diep en duister gat.
Wanneer krijg ik een reden? Mijn kin is nat.

Ik vraag mij af wanneer dooi zal wederkeren.
Ik vraag mij af wie er moet leren.

Zijn zij dood en leef ik voort?
Of is dit zoals het hoort?

Kleurenblind, dat ben ik, maar jij bent doof.
Jouw oren werken, graver des kloof.

Wil jij niet luisteren? Ben jij bang?
Laat mij jou koesteren met mijn gezang.

Jouw wonden, lik ze niet zo hard.
Voel je pijn, spreidt het vlees apart.

Ik ben daar, ik **** je kreet.
Jouw vervloeking, toch, ik grijp je beet.

Ooit op een dag, in verre tijd.
Mijn hart beantwoord; jouw spijt.

Open je ogen en druppel met mij mee
Vergiffenis en liefde, ons bootje op zee.
My first ever poem in my native language, to my mother
Selena Jance Apr 2014
Jij bent een man om gekust te worden, steeds weer in mijn gedachten.
You are a man to be kissed, over and over in my thoughts.
Zoals het gezang in het zachte, een blijk is van de zachte aard van diens ziel.
Like the singing in the quiet thoughts, is proof of a gentle soul.
Soms is een taal die niet van jou is, het meest dierbare en meest gekoesterde, dat men er een teken in kan zien, een leven te beleven op afstanden verder dan tijd zelf.*
Sometimes a language that doesn’t belong to you is the most dear and most cherished, that one can take sign, to experience life in distances beyond time itself.

Someone who takes love on the inside, and is pulled
from pleasure, only to distil it in oneself. It is given that
the humour that one feels in only the thoughts, similar
to ones being, of hope, and giving of time,

and life, how can you be so careless?

To caress that face of time itself, and it takes away
from the love, and maybe one shapes these figures to see
how the plays and scene of life has, it escapes the trained
head and goes out to endless spaces.

These kisses are not meant to extract fairness and
lay a waste. Only to instil on you my vision and a way
to show gratitude to gentleness emanating from smiles, from
painted lips, pitch dark eyes and your sun crinkled skin.

Whether you’re granted a vision of this vocabulary
or are taken from its meanings. To show you my
internal love, which is beyond all material planes, and pervades
this desire to teach on a lesson learned.


© 2009
Ode to a friend in whose eyes I saw his closeness to God.
Ceyhun Mahi Aug 2018
De eerste plek van mijn suikerfeestgebed!
Je was al oud, maar nooit een stuk antiek,
Je had ook nooit een mooie minaret,
Maar toch een moskee, vanbinnen klassiek.

Nu loop ik langs jou stenen, met gedachten
Die steeds proberen te herinneren
*** het nou was; wat mensen hier brachten,
Wat was het wat ik deed al die keren?

O gebouw van oudsher, nu ben je onbekend,
Een oude plaats alleen van nostalgie,
Door nieuwelingen word je niet gekend,
En nu een stukje in de poëzie.

Eerst kleine handjes, kleine gebeden,
Nu een jongeman, kijkend naar het verleden.
A sonnet written in my native language; Dutch. I want to post more poems in this language here and maybe I will even translate them to English.
Daan Jun 2019
Het succes ligt voor de hand,
Is bijna niet meer te ontwijken.
Iedereen lijkt van een andere kant
Steeds hetzelfde te bereiken

Zij heeft een diploma, een huisje
En een baan. Ze viert dat als een luisje,
Lijkt maar half te bestaan.
Als ik klaar ben met studeren,
Kraait dan diezelfde haan?
Zullen anderen mij eren
Of is voldoening slechts een waan.
Ik zal het maar proberen
Anders is er niet veel aan
Je moet ergens voor kunnen leven,
dus kies ik voor elke volgende kus
Die jij mij misschien zou willen geven.
Het is allemaal niet zo vanzelfsprekend als het lijkt
AW Oct 2014
De zon gaat langzaam onder
En zakt weg in de oceaan
Hier aan de rand van de wereld
Voelt alles zwaarder aan

Of ik nu fluister, bid of schreeuw
Alleen is hier pas echt alleen
De leegte van de horizon,
Slechts de golven om me heen

Ik weet niet waar het water stopt
En waar de lucht begint
De kleuren smelten samen
Mijn blik wazig in de wind

En met de zon daalt het besef
Het leven is als een oceaan
Golven en storm zijn relatief
Als je op het strand blijft staan

Ik weet niet waar het heden stopt
En de toekomst beginnen gaat
Zelfs als alles anders wordt
Is dat vaak te weinig, te laat

Maar als de zon haar licht onttrekt
Aan de branding van mijn bestaan
Verlicht ineens van achter mij
Het schijnsel van de maan

Zo leert een lege horizon dat
De hemel de verste zee verlicht
Zelfs in het donker van de nacht
Biedt U mij helder zicht
Inspired by Psalm 139:7-10
Working front register at Starbucks
you ask a little boy in green
if he likes Minecraft
What the coolest thing
he ever built was
then watch
As his family
and the whole line behind them
gasp, fall silent
stare at you
with standing ovation eyes
as he lights right up
to tell you all about it
Daan Feb 2019
Ik wil gelezen worden,
geprezen en gewezen worden,
dat mensen zien en voelen
wat mijn doelen
zijn.

Waarom wil ik dat mensen willen,
hoezo zou ik het eten hebben
dat voor hen de honger stillen
kan? Kan ik wel vermaken, kan ik het ver maken?
Of zijn dat zaken die mijn pet te boven schieten.

Lieten mensen het maar weten,
welke emotie ze graag gesmeten
zien.

Zal ik ooit iets meer bereiken,
het zachte harde leven trachtend te ontwijken,
minder klachten rapporteren,
minder zagen, minder zeuren, minder zeiken?

Ik heb het bitter makkelijk gehad
toen ik achter de schoolbanken zat.
Dat kan toch niet voor altijd mijn excuusje blijven.
Heb ik nu echt iemand nodig om op mij te kijven.

Ik wil zo graag vermakelijk zijn, soms
meeslepend, onrustig en soms zacht en fijn,
zo een ander roeren, zoals ik zei
de hongerigen voeren.

Maar ik ben te eerlijk, heerlijk en begeerlijk, in mijn hoofd,
treurig van mijn lot beroofd, machteloos, ontroostbaar, genekt.
Elke dag voor zoveel jaar heb ik mijn schram en wond gelekt.

Wees dan realistisch, werk voor een publiek, doe dan moeite, doe dan
iets. Werk.

Maar als alles door elkaar loopt, blokkeert mijn zicht, ik zie dan straten zonder licht, bowlingbanen zonder hekjes en sporen zonder bomen.
Alles is gevaarlijk, zoals plassen in je dromen, alles is een risico, niemand weet wat kan of werkt. Soms word je dan nat wakker, heb ik in mijn jeugd gemerkt.

Nu word ik ouder, de aarde warmer, de mensen kouder, zou me lijken
en zit ik nog steeds over de kleinste zorgen zo te zeiken.

Je zou me een softie kunnen noemen. Of lief, ‘t is maar *** je ‘t ziet,
je zou me vanalles kunnen noemen, maar dat ben ik niet. Althans dat zou ik niet willen zijn. Ik wil, als mogelijk, een rechte lijn zien in die weg die voor mij ligt. Dat lampen veiligheid bezorgen en bordjes wijzen in de goede richt-
ing. Ik wil één taak, één mens, één doel nastreven,

hopelijk, niet langer drie, een halve of vijfendertig
want voor mij is dat geen leven.
Sarah Water Jan 2015
Jij bent een kat en ik niet,
je kijkt in het donker, terwijl ik niks zie.
Ik heb haar alleen op mijn hoofd,
en kijk naar buiten terwijl jij vogels rooft.
Je hebt vier poten en ik heb er twee,
Ik roep "kom" en je gaat met me mee.
Twee oren, twee ogen, dat hebben we allebei wel,
maar ik ren langzaam en jij kan heel snel.
Het grootste verschil is toch dat ik kan praten,
met woorden en letters, dat kan ik soms haten.
Sprak jij eens een zin daar,
dan ben ik benieuwd naar.
Wat zou je dan zeggen,
met mij overleggen?
Of hoef je geen woorden, maar gebruik je je mauw,
om zomaar te zeggen "ik hou ook van jou."
this is my first ever poem. dont laugh too loud please.
Daan Nov 2019
Zou ik na twijfelen, tobben,
uitgebreid weten, graven,
tussen hersenplooien, lobben,
op de proppen kunnen komen,
aandraven met een origineel idee,
mijn eigen dromen en een showtje op tv?

Ik weet het niet, wat ik dan kan.
Ik zou alles eens uit moeten proberen
en daarbij mezelf achterhalen, jureren
wat er bakt in die fameuze hersenpan.

Ik zou kunnen ontsnappen aan
een boeiende verdrinkingsdood,
zingen, praten met een haan
of dansen in mijn puurste bloot.

Ik zou kunnen balanceren,
domineren, fantaseren, inspireren,
marineren en uitgekookt souffleren.
Maar wat moet ik uitkwelen wanneer
ik daarover oor moet delen?

Misschien is dat wel een talent,
een goede blik op anderen,
ze helpen te veranderen,
kortom, hetgeen dat je nu kent.
Jagen naar meer
Of blijven bij wat je leest.
Althans geen schoenen maken.
Da's niks voor mijnen geest
May
Come queen of months in company
Wi all thy merry minstrelsy
The restless cuckoo absent long
And twittering swallows chimney song
And hedge row crickets notes that run
From every bank that fronts the sun
And swathy bees about the grass
That stops wi every bloom they pass
And every minute every hour
Keep teazing weeds that wear a flower
And toil and childhoods humming joys
For there is music in the noise
The village childern mad for sport
In school times leisure ever short
That crick and catch the bouncing ball
And run along the church yard wall
Capt wi rude figured slabs whose claims
In times bad memory hath no names
Oft racing round the nookey church
Or calling ecchos in the porch
And jilting oer the weather ****
Viewing wi jealous eyes the clock
Oft leaping grave stones leaning hights
Uncheckt wi mellancholy sights
The green grass swelld in many a heap
Where kin and friends and parents sleep
Unthinking in their jovial cry
That time shall come when they shall lye
As lowly and as still as they
While other boys above them play
Heedless as they do now to know
The unconcious dust that lies below
The shepherd goes wi happy stride
Wi moms long shadow by his side
Down the dryd lanes neath blooming may
That once was over shoes in clay
While martins twitter neath his eves
Which he at early morning leaves
The driving boy beside his team
Will oer the may month beauty dream
And **** his hat and turn his eye
On flower and tree and deepning skye
And oft bursts loud in fits of song
And whistles as he reels along
Cracking his whip in starts of joy
A happy ***** driving boy
The youth who leaves his corner stool
Betimes for neighbouring village school
While as a mark to urge him right
The church spires all the way in sight
Wi cheerings from his parents given
Starts neath the joyous smiles of heaven
And sawns wi many an idle stand
Wi bookbag swinging in his hand
And gazes as he passes bye
On every thing that meets his eye
Young lambs seem tempting him to play
Dancing and bleating in his way
Wi trembling tails and pointed ears
They follow him and loose their fears
He smiles upon their sunny faces
And feign woud join their happy races
The birds that sing on bush and tree
Seem chirping for his company
And all in fancys idle whim
Seem keeping holiday but him
He lolls upon each resting stile
To see the fields so sweetly smile
To see the wheat grow green and long
And list the weeders toiling song
Or short note of the changing thrush
Above him in the white thorn bush
That oer the leaning stile bends low
Loaded wi mockery of snow
Mozzld wi many a lushing thread
Of crab tree blossoms delicate red
He often bends wi many a wish
Oer the brig rail to view the fish
Go sturting by in sunny gleams
And chucks in the eye dazzld streams
Crumbs from his pocket oft to watch
The swarming struttle come to catch
Them where they to the bottom sile
Sighing in fancys joy the while
Hes cautiond not to stand so nigh
By rosey milkmaid tripping bye
Where he admires wi fond delight
And longs to be there mute till night
He often ventures thro the day
At truant now and then to play
Rambling about the field and plain
Seeking larks nests in the grain
And picking flowers and boughs of may
To hurd awhile and throw away
Lurking neath bushes from the sight
Of tell tale eyes till schools noon night
Listing each hour for church clocks hum
To know the hour to wander home
That parents may not think him long
Nor dream of his rude doing wrong
Dreading thro the night wi dreaming pain
To meet his masters wand again
Each hedge is loaded thick wi green
And where the hedger late hath been
Tender shoots begin to grow
From the mossy stumps below
While sheep and cow that teaze the grain
will nip them to the root again
They lay their bill and mittens bye
And on to other labours hie
While wood men still on spring intrudes
And thins the shadow solitudes
Wi sharpend axes felling down
The oak trees budding into brown
Where as they crash upon the ground
A crowd of labourers gather round
And mix among the shadows dark
To rip the crackling staining bark
From off the tree and lay when done
The rolls in lares to meet the sun
Depriving yearly where they come
The green wood pecker of its home
That early in the spring began
Far from the sight of troubling man
And bord their round holes in each tree
In fancys sweet security
Till startld wi the woodmans noise
It wakes from all its dreaming joys
The blue bells too that thickly bloom
Where man was never feared to come
And smell smocks that from view retires
**** rustling leaves and bowing briars
And stooping lilys of the valley
That comes wi shades and dews to dally
White beady drops on slender threads
Wi broad hood leaves above their heads
Like white robd maids in summer hours
Neath umberellas shunning showers
These neath the barkmens crushing treads
Oft perish in their blooming beds
Thus stript of boughs and bark in white
Their trunks shine in the mellow light
Beneath the green surviving trees
That wave above them in the breeze
And waking whispers slowly bends
As if they mournd their fallen friends
Each morning now the weeders meet
To cut the thistle from the wheat
And ruin in the sunny hours
Full many wild weeds of their flowers
Corn poppys that in crimson dwell
Calld ‘head achs’ from their sickly smell
And carlock yellow as the sun
That oer the may fields thickly run
And ‘iron ****’ content to share
The meanest spot that spring can spare
Een roads where danger hourly comes
Is not wi out its purple blooms
And leaves wi points like thistles round
Thickset that have no strength to wound
That shrink to childhoods eager hold
Like hair—and with its eye of gold
And scarlet starry points of flowers
Pimpernel dreading nights and showers
Oft calld ‘the shepherds weather glass’
That sleep till suns have dyd the grass
Then wakes and spreads its creeping bloom
Till clouds or threatning shadows come
Then close it shuts to sleep again
Which weeders see and talk of rain
And boys that mark them shut so soon
will call them ‘John go bed at noon
And fumitory too a name
That superstition holds to fame
Whose red and purple mottled flowers
Are cropt by maids in weeding hours
To boil in water milk and way1
For washes on an holiday
To make their beauty fair and sleak
And scour the tan from summers cheek
And simple small forget me not
Eyd wi a pinshead yellow spot
I’th’ middle of its tender blue
That gains from poets notice due
These flowers the toil by crowds destroys
And robs them of their lowly joys
That met the may wi hopes as sweet
As those her suns in gardens meet
And oft the dame will feel inclind
As childhoods memory comes to mind
To turn her hook away and spare
The blooms it lovd to gather there
My wild field catalogue of flowers
Grows in my ryhmes as thick as showers
Tedious and long as they may be
To some, they never weary me
The wood and mead and field of grain
I coud hunt oer and oer again
And talk to every blossom wild
Fond as a parent to a child
And cull them in my childish joy
By swarms and swarms and never cloy
When their lank shades oer morning pearls
Shrink from their lengths to little girls
And like the clock hand pointing one
Is turnd and tells the morning gone
They leave their toils for dinners hour
Beneath some hedges bramble bower
And season sweet their savory meals
Wi joke and tale and merry peals
Of ancient tunes from happy tongues
While linnets join their fitful songs
Perchd oer their heads in frolic play
Among the tufts of motling may
The young girls whisper things of love
And from the old dames hearing move
Oft making ‘love knotts’ in the shade
Of blue green oat or wheaten blade
And trying simple charms and spells
That rural superstition tells
They pull the little blossom threads
From out the knapweeds button heads
And put the husk wi many a smile
In their white bosoms for awhile
Who if they guess aright the swain
That loves sweet fancys trys to gain
Tis said that ere its lain an hour
Twill blossom wi a second flower
And from her white ******* hankerchief
Bloom as they ne’er had lost a leaf
When signs appear that token wet
As they are neath the bushes met
The girls are glad wi hopes of play
And harping of the holiday
A hugh blue bird will often swim
Along the wheat when skys grow dim
Wi clouds—slow as the gales of spring
In motion wi dark shadowd wing
Beneath the coming storm it sails
And lonly chirps the wheat hid quails
That came to live wi spring again
And start when summer browns the grain
They start the young girls joys afloat
Wi ‘wet my foot’ its yearly note
So fancy doth the sound explain
And proves it oft a sign of rain
About the moor ‘**** sheep and cow
The boy or old man wanders now
Hunting all day wi hopful pace
Each thick sown rushy thistly place
For plover eggs while oer them flye
The fearful birds wi teazing cry
Trying to lead their steps astray
And coying him another way
And be the weather chill or warm
Wi brown hats truckd beneath his arm
Holding each prize their search has won
They plod bare headed to the sun
Now dames oft bustle from their wheels
Wi childern scampering at their heels
To watch the bees that hang and swive
In clumps about each thronging hive
And flit and thicken in the light
While the old dame enjoys the sight
And raps the while their warming pans
A spell that superstition plans
To coax them in the garden bounds
As if they lovd the tinkling sounds
And oft one hears the dinning noise
Which dames believe each swarm decoys
Around each village day by day
Mingling in the warmth of may
Sweet scented herbs her skill contrives
To rub the bramble platted hives
Fennels thread leaves and crimpld balm
To scent the new house of the swarm
The thresher dull as winter days
And lost to all that spring displays
Still mid his barn dust forcd to stand
Swings his frail round wi weary hand
While oer his head shades thickly creep
And hides the blinking owl asleep
And bats in cobweb corners bred
Sharing till night their murky bed
The sunshine trickles on the floor
Thro every crevice of the door
And makes his barn where shadows dwell
As irksome as a prisoners cell
And as he seeks his daily meal
As schoolboys from their tasks will steal
ile often stands in fond delay
To see the daisy in his way
And wild weeds flowering on the wall
That will his childish sports recall
Of all the joys that came wi spring
The twirling top the marble ring
The gingling halfpence hussld up
At pitch and toss the eager stoop
To pick up heads, the smuggeld plays
Neath hovels upon sabbath days
When parson he is safe from view
And clerk sings amen in his pew
The sitting down when school was oer
Upon the threshold by his door
Picking from mallows sport to please
Each crumpld seed he calld a cheese
And hunting from the stackyard sod
The stinking hen banes belted pod
By youths vain fancys sweetly fed
Christning them his loaves of bread
He sees while rocking down the street
Wi weary hands and crimpling feet
Young childern at the self same games
And hears the self same simple names
Still floating on each happy tongue
Touchd wi the simple scene so strong
Tears almost start and many a sigh
Regrets the happiness gone bye
And in sweet natures holiday
His heart is sad while all is gay
How lovly now are lanes and balks
For toils and lovers sunday walks
The daisey and the buttercup
For which the laughing childern stoop
A hundred times throughout the day
In their rude ramping summer play
So thickly now the pasture crowds
In gold and silver sheeted clouds
As if the drops in april showers
Had woo’d the sun and swoond to flowers
The brook resumes its summer dresses
Purling neath grass and water cresses
And mint and flag leaf swording high
Their blooms to the unheeding eye
And taper bowbent hanging rushes
And horse tail childerns bottle brushes
And summer tracks about its brink
Is fresh again where cattle drink
And on its sunny bank the swain
Stretches his idle length again
Soon as the sun forgets the day
The moon looks down on the lovly may
And the little star his friend and guide
Travelling together side by side
And the seven stars and charleses wain
Hangs smiling oer green woods agen
The heaven rekindles all alive
Wi light the may bees round the hive
Swarm not so thick in mornings eye
As stars do in the evening skye
All all are nestling in their joys
The flowers and birds and pasture boys
The firetail, long a stranger, comes
To his last summer haunts and homes
To hollow tree and crevisd wall
And in the grass the rails odd call
That featherd spirit stops the swain
To listen to his note again
And school boy still in vain retraces
The secrets of his hiding places
In the black thorns crowded copse
Thro its varied turns and stops
The nightingale its ditty weaves
Hid in a multitude of leaves
The boy stops short to hear the strain
And ’sweet jug jug’ he mocks again
The yellow hammer builds its nest
By banks where sun beams earliest rest
That drys the dews from off the grass
Shading it from all that pass
Save the rude boy wi ferret gaze
That hunts thro evry secret maze
He finds its pencild eggs agen
All streakd wi lines as if a pen
By natures freakish hand was took
To scrawl them over like a book
And from these many mozzling marks
The school boy names them ‘writing larks’
*** barrels twit on bush and tree
Scarse bigger then a bumble bee
And in a white thorns leafy rest
It builds its curious pudding-nest
Wi hole beside as if a mouse
Had built the little barrel house
Toiling full many a lining feather
And bits of grey tree moss together
Amid the noisey rooky park
Beneath the firdales branches dark
The little golden crested wren
Hangs up his glowing nest agen
And sticks it to the furry leaves
As martins theirs beneath the eaves
The old hens leave the roost betimes
And oer the garden pailing climbs
To scrat the gardens fresh turnd soil
And if unwatchd his crops to spoil
Oft cackling from the prison yard
To peck about the houseclose sward
Catching at butterflys and things
Ere they have time to try their wings
The cattle feels the breath of may
And kick and toss their heads in play
The *** beneath his bags of sand
Oft jerks the string from leaders hand
And on the road will eager stoop
To pick the sprouting thistle up
Oft answering on his weary way
Some distant neighbours sobbing bray
Dining the ears of driving boy
As if he felt a fit of joy
Wi in its pinfold circle left
Of all its company bereft
Starvd stock no longer noising round
Lone in the nooks of foddering ground
Each skeleton of lingering stack
By winters tempests beaten black
Nodds upon props or bolt upright
Stands swarthy in the summer light
And oer the green grass seems to lower
Like stump of old time wasted tower
All that in winter lookd for hay
Spread from their batterd haunts away
To pick the grass or lye at lare
Beneath the mild hedge shadows there
Sweet month that gives a welcome call
To toil and nature and to all
Yet one day mid thy many joys
Is dead to all its sport and noise
Old may day where’s thy glorys gone
All fled and left thee every one
Thou comst to thy old haunts and homes
Unnoticd as a stranger comes
No flowers are pluckt to hail the now
Nor cotter seeks a single bough
The maids no more on thy sweet morn
Awake their thresholds to adorn
Wi dewey flowers—May locks new come
And princifeathers cluttering bloom
And blue bells from the woodland moss
And cowslip cucking ***** to toss
Above the garlands swinging hight
Hang in the soft eves sober light
These maid and child did yearly pull
By many a folded apron full
But all is past the merry song
Of maidens hurrying along
To crown at eve the earliest cow
Is gone and dead and silent now
The laugh raisd at the mocking thorn
Tyd to the cows tail last that morn
The kerchief at arms length displayd
Held up by pairs of swain and maid
While others bolted underneath
Bawling loud wi panting breath
‘Duck under water’ as they ran
Alls ended as they ne’er began
While the new thing that took thy place
Wears faded smiles upon its face
And where enclosure has its birth
It spreads a mildew oer her mirth
The herd no longer one by one
Goes plodding on her morning way
And garlands lost and sports nigh gone
Leaves her like thee a common day
Yet summer smiles upon thee still
Wi natures sweet unalterd will
And at thy births unworshipd hours
Fills her green lap wi swarms of flowers
To crown thee still as thou hast been
Of spring and summer months the queen
Daan Oct 2019
Nooit meer terug is even slikken,
Nooit meer daar en niet meer hikken,
ongeremd schikken, ongestemd
en zonder broek maar wel een hemd.

Ik ben nu hier, weet niet goed waar,
er is een schat verborgen.
Ik wil hem vinden en meenemen naar
mijn oude thuis van morgen,
waar mijn zorgen
enkel deden kniezen
zonder effectief van de stress
haren te doen verliezen.
Ik zal moeten kiezen
want mijn oude thuis, helaas,
is achter mij gebleven
in alle haast,
op het begin van dit avontuur,
zachtjes van de kust gedreven
en over de rand van de muur
voor altijd weg gevaren uit mijn leven
samen met wat mij beschermde
wanneer ik onbeholpen schermde
met de gevaren uit mijn zeven.

Dus niet meer terug, gewoon door.
Er is een schat, een weg naar grote kuis
maar daar zal het nooit hetzelfde zijn
als mijn oude thuis.

Nooit meer terug, altijd hier,
met enkel in mijn hoofd,
in al wat ik herinner,
een deurtje op een kier.
En misschien ooit, als ik kinderen heb,
zie ik mijn oude thuis terug
in *** onschuldig lief plezier.
Er is geen thuis om naar terug te keren
Maar met nu tevreden zijn
Is iets wat je kan leren

— The End —